Fotografie - haal de wereld dichterbij

Deel dit artikel

,

geen foto beschikbaar
Als je het woord telelens letterlijk neemt, zou je denken dat een telelens alleen geschikt is om zaken in de verte te fotograferen. Je kunt er echter heel veel meer mee doen.
 

Een telelens haalt niet alleen dichterbij maar geeft een heel ander beeld dan wanneer je gewoon zelf ergens dichterbij zou komen. Ook zijn er nog speciale telelenzen voor portretten, wild en noem maar op.

Wat is een telelens nu eigenlijk? Heel simpel gezegd: alles wat echt langer is dan een standaardlens. Een standaardlens is een lens die ongeveer hetzelfde ziet als wij zien. Je zou ook kunnen zeggen: hij vergroot 1 keer. Voor een aps-c-camera (bijvoorbeeld de Nikon D3400, de Canon EOS 1300D of de Sony a6000) is een standaardlens ongeveer 33mm lang (zie ook kader: Vergroting, brandpuntsafstand en cropfactor). Het tele-effect moet wel zichtbaar zijn, dus je zou kunnen zeggen dat dat begint bij ongeveer 1,4 keer. Houdt het ook ergens op?

Theoretisch is er geen bovengrens, maar praktisch gezien houdt het wel op bij ongeveer 20 keer. Daarboven wordt een lens wel heel erg groot, misschien met uitzondering van speciale superzoomcamera’s. We noemen het overigens een telelens tot een vergroting van 6 keer. Daarboven spreken we eerder van supertelelenzen.

Wat niet iedereen weet, is dat de meeste camera’s al een heel klein telelensje hebben. Een heel eenvoudige zoomlens is in zijn ingezoomde stand namelijk een telelens met een vergrotingsfactor van 1,5 keer. Voor portetten of foto’s waarbij je mensen een beetje dichterbij wil halen is dat net lang genoeg. Het nadeel van zo’n klein zoomlensje is dat het niet zo lichtsterk is. Wil je echt een mooi portret maken met een achtergrond die uit mooie kleurvlakken bestaat zodat de aandacht helemaal naar de persoon gaat, dan is een lichtsterke portretlens ideaal.

Korte tele

Ben je de gelukkige bezitter van een full frame-camera dan heb je een enorme keuze aan 85mm-lenzen, met vaak de enorme lichtsterkte van f/1.4 en soms f/1.2. Eerlijk gezegd is dit het ideaal. De grote namen als Nikon, Canon en Sony en zeker Zeiss vragen een behoorlijk bedrag voor zo’n lens met de lichtsterkte van f/1.4, maar de kwaliteit is er dan ook naar. Er zijn ook goedkopere alternatieven, onder andere van dezelfde merken met lichtsterkte f/1.8.

Voor MFT bestaan er ook vergelijkbare portretlenzen met een brandpuntsafstand van 42,5mm en voor het 1-inch-systeem van Nikon zelfs een 32mm f/1.2. Heb je een aps-c-camera (zoals de meesten), dan ben je enerzijds in een goede positie, anderzijds in een slechte. De grote merken denken namelijk dat wanneer je serieus gaat fotograferen, je een full frame-camera koopt. Gelukkig zijn er – behalve de aanschaf van zo’n camera - drie alternatieven. Allereerst zijn er (om en nabij) 60 of 70mm macrolenzen die zeer geschikt zijn voor portretten, al is de lichtsterkte wat beperkt. Lichtsterke zoomlenzen kunnen voor aps-c ook een alternatief zijn. Die zijn er in de lichtsterkte van f/2.8 tot zelfs f/1.8. Ten slotte kunnen die camera’s ook een standaardobjectief (50 à 55mm) voor een full frame-camera gebruiken. Alles is namelijk relatief, dus wat voor een full frame-camera een standaardlens is, wordt dankzij de cropfactor (1,5x) bij aps-c een lichte tele. Dat soort objectieven kun je al voor minder dan tweehonderd euro kopen. Ze zijn ook lichtsterk, al is hun achtergrondscherpte (bokeh) wat minder mooi dan dat van een 85mm voor full frame. Dat ligt aan het bokeh. De lichtsterke korte teleobjectieven zijn ook zeer geschikt voor het maken van foto’s bij concerten en toneelvoorstellingen en dergelijke, vooral als je niet mag of wil flitsen. Je moet dan wel op ongeveer tien meter afstand of minder van het toneel kunnen staan, anders heb je een langere telelens nodig.

Deze foto is gemaakt tijdens een Nikon-workshop popfotografie. We stonden op een relatief korte afstand van Guus Meeuwis vergeleken met de meeste bezoekers, maar desondanks kon je alleen met een zeer lange telelens een foto maken waar Meeuwis herkenbaar op stond. Deze foto is gemaakt met een 70-200mm f/2.8 en een Nikon 1-camera met een cropfactor van 2.7x. Dat leverde een brandpuntsafstand in full frame van 200 x 2.7 = 540 mm op, dus een vergroting van 11x. Met een aps-c of full frame-camera had je een vergelijkbare foto kunnen maken met een 500mm of 300mm met (full frame) of zonder (aps-c) converter.

Vergroting, brandpuntsafstand en cropfactor

Om lenzen precies aan te duiden, gebruiken we de brandpuntsafstand. Dat is simpel gezegd de lengte van de lens. Meer precies is het de afstand van het midden van de lens tot de sensor wanneer je scherpstelt op de horizon. Meestal zijn telelenzen net iets korter dan deze afstand, dankzij een optisch trucje, dat lijkt op het effect van een verrekijker.

Nu is de brandpuntsafstand gerelateerd aan het formaat van de sensor. Is de sensor groter, dan heb je ook een grotere lens nodig als je dezelfde foto wil maken. Populaire formaten zijn: full frame, aps-c en MFT. Full frame is het oude kleinbeeldformaat uit de pre-digitale tijd, dus een beeld van 24 x 36mm. Aps-c is een heel populair formaat, 1.5 x kleiner dan full frame, dus 18 x 24mm (bij Canon net ietsje kleiner). MFT is precies de helft van full frame. Bij kleinere camera’s is het 1 inch formaat toenemend populair. Het is 2,7 x kleiner dan full frame.

Diverse compact- en superzoom-camera’s gebruiken verder formaten die gemiddeld ongeveer 6 x 4,5 mm groot zijn, dus bijna zes keer kleiner dan full frame. Je krijgt dan relatief veel ruis, zeker bij weinig licht. Het voordeel is echter de compactheid. Een superzoomcamera als de Nikon Coolpix P900 heeft dan ook een brandpuntsafstand van 2000mm vergleken met full frame, bij een formaat dat vergelijkbaar is met een gewone reflexcamera. (De lengte is ingezoomd 14 cm; bij full frame zou dat ongeveer een meter (ingezoomd!) geweest zijn.)

Voetbalveld

Wil je echter op het voetbalveld een speler groot in beeld hebben die op z’n tien meter afstand staat, of een dier dat niet al te ver is, dan heb je niet zo veel aan een portretlens. Dan moet je al een gemiddelde zoom hebben die 4x of zelfs 6x vergroot. Dat is dan 135 tot 200mm aps-c (200-300mm full frame, 100-150mm MFT). Zo’n objectief is dan ook al geschikt om details van gebouwen en dergelijke weer te geven. Wil je een foto van iemand maken van top tot teen, die een beetje lijkt op een modefoto, dan kan dat ook prima met z’n objectief. Toch geldt hier hetzelfde als bij de portrettelelenzen, de mooiste effecten krijg je met een grote lichtsterkte.

Misschien heb je wel eens bij een sportwedstrijd fotografen gezien met telelenzen van een halve meter en meer. Dat zijn de echte grote telelenzen, die vaak ook vijfduizend euro of meer kosten. In ons voorbeeld van net zaten we op tien meter, maar wanneer je op dertig meter zit, en iemand vrijwel beeldvullend wil fotograferen, dan heb je een vergroting van 15x nodig. Dat is meteen een supertelelens. Bij aps-c is dat minimaal 400mm, bij full frame 600mm, bij MFT 300mm en bij 1 inch 220mm. Je ziet meteen waarom camera’s met een kleine sensor hier in het voordeel zijn: die kunnen toe met lenzen die nog vrij hanteerbaar zijn. Dat soort camera’s hebben dan weer nadelen wanneer er minder licht is. Sportfotografen zitten vaak aan die hele grote telelenzen vast, omdat ze een vaste plaats toegewezen krijgen en niet dichterbij mogen komen.

Bij het fotograferen van wild is zo’n grote toeter echter ook heel handig, want meestal is het moeilijk om dichterbij te komen. Bij vogels geldt dat ook en daar komt dan nog bij dat vogels vaak relatief klein zijn. Ook hier heb je dus behoefte aan echte grote teleobjectieven. De professionele objectieven zijn erg duur, onder meer omdat het speciale glas dat ervoor wordt gebruikt een jaar moet afkoelen voordat het geslepen kan worden. Gelukkig zijn er tegenwoordig betaalbare en goede lange telezooms, met een langste brandpuntsafstand van 500 à 600mm. De lichtsterkte is dan wel beperkt tot f/5.6 of zelfs f/6.3 - want ieder voordeel heeft zijn nadeel.

Psychologie en perspectief

Tot nu toe hebben we alleen over telelenzen gesproken met betrekking tot hun beeldvergroting. Telelenzen vergroten echter niet alleen het beeld, ze geven er ook een ander karakter aan. Je zou kunnen zeggen, ze geven rust aan het beeld. Dat is dan het psychologische effect: je ziet alles groot maar je ziet ook dat een foto van een afstand genomen is. Maar waar zie je dat aan? Dat zie je aan het perspectief. Perspectief heeft twee betekenissen: enerzijds is het je gezichtspunt en anderzijds de weergave van wijkende lijnen. Het gezichtspunt is simpel: je bent met en telelenzen al snel wat verder verwijderd.

De lijnen vertellen echter een ander verhaal. Waarschijnlijk heb je op school een poging gedaan in perspectief te tekenen. Dat is niet gemakkelijk, daarom maakten de schilders uit de gouden eeuw dan ook gebruik van kleine camera’s die een beeld projecteerden op overtrekpapier. Je noemt dit ook wel het geometrisch perspectief: het is eigenlijk zuivere meetkunde. Toch is het niet zo ingewikkeld, kijk maar naar deze afbeeldingen:

Deze foto’s zijn allebei precies vanaf dezelfde plaats genomen, met een gemiddelde groothoek (1e foto) en een telezoom (2e foto). De lijntjes over de foto geven het perspectief weer. Ze voeren naar het verdwijnpunt, het punt waar alle perspectieflijnen samenkomen. Het grappige is: bij de groothoekopname is dat duidelijk te zien, maar bij de telefoto lijkt het verdwijnpunt verdwenen te zijn. Het is er wel, maar het is zo verschrikkelijk ver weg, dat het niet op het papier van het blad past. Het perspectief is dus heel erg vlak. Daar kun je dus heel goed gebruik van maken bij het fotograferen. Je bereikt al heel snel een effect waarbij je ziet dat lijnen en vlakken zich herhalen. Dat komt omdat ze bijna even groot blijven, ook al zijn ze verder weg. Bij de volgende foto is daar gebruik van gemaakt.

Had je dezelfde foto gemaakt met een normale lens of bijvoorbeeld een groothoeklens, dan waren de lijntjes in de zee aan het begin heel groot en aan het eind heel klein geworden.  Het schip was dan een punt aan de horizon geweest.

Telelenzen en sluitertijden

Telelenzen vergroten niet alleen het beeld, maar de bewegingsonscherpte. Zonder statief moet je dus erg oppassen. Als richtlijn kun je een kortste sluitertijd van 1/brandpuntsafstand x cropfactor aanhouden. Bij stabilisatie (VR of IS of OS) kun je nog een drie keer langere sluitertijd gebruiken.

Conclusie

Telelenzen zijn voor heel veel verschillende doeleinden te gebruiken. Allereerst voor het dichterbij halen van je onderwerp, maar zoals je hebt kunnen lezen ook voor het omvormen van je perspectief. Een foto gemaakt met een telelens ziet er dus heel anders uit dan diezelfde foto gemaakt met een groothoeklens. Van dit effect kun je dankbaar gebruikmaken. Voor de aankoop is het echter wel zaak om even alle mogelijkheden en vooral de toepassingen op een rij te zetten. Kijk bijvoorbeeld goed naar hoeveel millimeters aan brandpuntsafstand je eigenlijk nodig hebt. Te weinig is niet handig, maar teveel is ook niet fijn. Let daarbij ook op het soort camera dat je gebruikt en de bijbehorende cropfactor. 

Actueel

'Meld je aan voor de nieuwsbrief' van HCC!fotovideo

'Abonneer je nu op de nieuwsbrief en blijf op de hoogte van onze activiteiten!'

Aanmelden